Ze verzaken daarmee een deel van hun verantwoordelijkheid, want deze tijden vragen om stellingname.
Het lijkt soms of de journalistieke bazen van onze media op een communicatieafdeling werken. Je hoort ze niet, behalve als er heibel ontstaan is over hun journalistiek. Of als er een nieuwe columnist, presentator of decor is, of als presentatoren voortaan gaan wandelen om het nieuws dynamischer te maken. Maar ze nemen geen stelling in belangrijke maatschappelijke debatten. Het past bij de moderne taakopvatting van de hoofdredacteur, maar zij zijn zo kleurloze bestuurders geworden.
Dit is onderdeel van een breder probleem: het is moeilijk te achterhalen waar Nederlandse media nu eigenlijk voor staan. Van de Volkskrant tot NRC, van Op1 tot EenVandaag, van het AD tot NU.nl: ze nemen zelden stelling. Alleen De Telegraaf en WNL kun je betrappen op heldere meningen. Bij de rest heeft de ontzuiling zich doorgezet tot eenheidsworst.
Het is een Nederlands probleem. Het Duitse Bild zette eens op de voorpagina „Vluchtelingen welkom!” Het Franse Libération gebruikt chocoladeletters die groter zijn dan die van De Telegraaf. Nota bene het Britse kapitalistenhuisblad Financial Times (FT) toont élke zaterdag op de achterkant van de krant een angstaanjagende infographic over de stand van het klimaat. Vaste prik. De onderliggende boodschap van die rubriek: de aarde gaat naar de kloten en het wordt nog niet beter. Alle artikelen over klimaatverandering in de FT ademen daarnaast een helder standpunt: wij vinden dat klimaatverandering door mensen veroorzaakt is, én dat er hard ingegrepen moet worden door u, de machtige lezer van deze krant.
In Nederland doen we het anders. Wij laten iedereen aan het woord: de man op straat, de dokter in de witte jas én de wappie op het Museumplein. Die neutrale houding heeft voordelen. In een tijd waarin algoritmes ons filterbubbels induwen, is het fijn dat er plekken zijn met een groot, relatief divers publiek – zodat je soms verrast wordt door een afwijkende mening. Maar het heeft ook nadelen.
Nederlandse media hadden een veel grotere rol moeten spelen in het controleren van het regeringsbeleid tijdens de coronapandemie. Geen krant of actualiteitenrubriek heeft kleur durven bekennen. Dat we tot op de dag van vandaag niet weten wat de strategie van ons kabinet is, in de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog, is een teken aan de wand.
Tijdens de hele pandemie zijn onze kranten en actualiteitenrubrieken vooral reactief. Het is een patroon dat zich steeds herhaalt: de overheid doet iets te laat, belangenclubs worden boos of andere landen halen ons in, en op het laatst mogelijke moment haalt het de voorpagina’s die steeds druk zetten op het kabinet. Bijvoorbeeld toen de eerste vaccinanaties vorig jaar gezet zouden worden, en alles eindeloos duurde.
Met de boosterprikken gebeurt het weer: de hele wereld was er al mee bezig, maar wij gingen eerst een aantal weken overleggen in alle bestuurslagen. Je kon op een bierviltje uittekenen hoe de mediadynamiek zich zou voltrekken: de rest van de wereld haalde ons (weer) in, en pas toen dat een voldongen feit was kwam iedereen even roepen hoe schandalig het is dat het allemaal zo lang duurt. Paniekvoetbal in kabinet en Kamer. Reconstructies in de krant. Het lijkt wel of niemand vooruit denkt.
Er zijn lichtpuntjes: rubrieken en columnisten die aanhoudend aandacht vragen voor het onderliggende beleid. Nieuwsuur bracht enkele weken geleden drie uitstekende reportages over hoe er in Nederland al sinds het begin van de crisis op zorgcapaciteit in plaats van besmettingsaantallen wordt gestuurd. Het lijkt een belangrijke drijfveer voor ons kabinet: veel maatregelen zijn te plaatsen in dit licht. Maar het kabinet is nog steeds volstrekt onduidelijk over zijn strategie.
Als je dat als hoofdredacteur problematisch vindt, dan moet je verder gaan dan af en toe een vraag te laten stellen. Je moet je best doen om iets te veranderen: bijvoorbeeld door élke persconferentie een vraag te stellen over waarom er nog steeds gestuurd lijkt te worden op zorgcapaciteit in plaats van besmettingen. Of door een week lang elke dag de voorpagina ermee te vullen. Of het consequent en vaak te benoemen als politici geen heldere antwoorden geven. Of, zoals de FT doet, elke week een infographic op de achterkant van de krant. Actiejournalistiek is niet voorbehouden aan boulevardkranten. Het kan op niveau worden bedreven.
Helaas hoppen media van incident naar incident. We hebben het vaker over het wel of niet doorgaan van het carnaval (die arme praalwagenbouwers!) dan over welk effectief beleid de besmettingen omlaag kan krijgen. Het zorgt voor een vreemde situatie: we hebben een kabinet dat beroemd is om de neiging zich te laten leiden door draagvlak en publieke opinie. En we hebben media die pas echt reageren als de boel uit de klauw is gelopen. Zelden zijn kranten zélf agendasettend. Het gebrek aan moreel leiderschap is een van de oorzaken van het vreemde exceptionalistische gedrag van Nederland tijdens de crisis (soms lijkt het alsof we het enige land in Europa zijn dat nog steeds twijfelt over de werking van mondkapjes).
Het blijven streven naar neutraliteit van kranten en talkshows is een ziekte geworden. Zelfs de antijournalistieke sentimenten van antivaxers en FVD-hitsers krijgen eindeloos zuurstof door er objectief over te berichten. In plaats daarvan zouden media ook stelling kunnen nemen: wij vinden dat het verdacht maken van de journalistiek als geheel niet thuishoort in onze krant of uitzending. Of wij geloven erin dat iedereen die het kan, zich moet laten vaccineren. Of wij geloven dat mensen klimaatverandering veroorzaken en dat hard ingrijpen nodig is om de aarde leefbaar te houden.
Naast ideologische argumentatie hebben nieuwsmedia ook een commerciële motivatie om expliciet kleur te bekennen. Zoomers (geboren tussen 1997 en 2012) zijn een generatie van activisten, alles is politiek voor hen, iedereen met een platform heeft verantwoordelijkheid. Elk bedrijf dient kleur te bekennen, ook over zaken die niets te maken hebben met de bedrijfsvoering (Black Lives Matter, issues rondom mentale gezondheid, Zwarte Piet, het klimaat, etc.). Ze zien stilte als een daad van agressie. Wie voor hen relevant wil blijven, kan niet anders dan laten zien waar hij voor staat.
Soms denk ik dat ik me meer thuis gevoeld zou hebben bij een krant of tijdschrift uit de tijd van de verzuiling dan bij de media van vandaag. Toen stonden hoofdredacteuren ergens voor. In de jaren tachtig zei een Vrij Nederland onder je arm iets over wat voor mens je was. Het garandeerde een gedeeld wereldbeeld.
Zonder leidsmannen- en vrouwen raakt de samenleving op drift. Ik hunker naar voorbeelden. Doen de progressieven het niet, dan zijn het de reactionairen die in het gat springen. Forum voor Democratie, de BoerBurgerBeweging, De Telegraaf.
Nee, de verzuiling was geen feest. En, ja, tegenargumenten moeten benoemd blijven, contraire ideeën verdienen een plek en onze nieuwsgierigheid naar andersdenkenden moet worden gestimuleerd. Maar de hoofdredacteuren van ons land zouden hun taakomschrijving ook eens kunnen heroverwegen. Kom bij de zijlijn vandaan!
Dit stuk verscheen eerder op NRC.nl.
Er zijn reacties van Rene Moerland (NRC) en Pieter Klok (Volkskrant). Beiden waren ook te gast in de laatste aflevering van POM.