De laatste tijd zit ik steeds vaker ‘s avonds nog even met mijn laptop op de bank. Dan lees ik stukken en tweets over web3. Het onderwerp laat me niet los, ik ervaar hetzelfde gevoel van opwinding als toen ik op mijn veertiende sites in elkaar kluste.
In dit artikel doe ik een poging eens goed uit te leggen waarom.
Is het je wel eens opgevallen dat er een weeffout in het huidige internet zit?
Miljoenen gebruikers – velen van hen professionals – publiceren hun creaties op platformen zonder daar veel voor terug te krijgen. Een paar likes misschien, of een paar centen voor afgespeelde streams.
De aandeelhouders van deze platforms verdienen veel meer aan onze content dan wij zelf. Terwijl wij de belangrijkste grondstof leveren, met onder andere journalistieke artikelen, muziekalbums, digitale kunst en fotografie en videos.
Neem Spotify. Acht miljoen artiesten zijn bij de streaming service aangesloten. Slechts 13.000 van hen verdienen meer dan 50.000 dollar per jaar. Als je de productiekosten eraf haalt, houden ze misschien net genoeg over om van te leven.
Ik hoorde dit statistiekje in een podcast over een volgende fase van het web: Web3.
Voor wie de tel niet heeft bijgehouden: de eerste versie van het internet bestond uit honderdduizenden in elkaar gekluste websites. Als je iets wilde publiceren, moest je op z’n minst begrijpen wat FTP en HTML was. Het web bestond voornamelijk uit bedrijfswebsites en creaties van (hobby)nerds. Nadrukkelijk niet uit content gemaakt door het grote publiek.
Met de opkomst van sociale netwerken als Blogger, MySpace en Twitter ontstond ‘Web 2.0’. iedereen kon nu eenvoudig publiceren. Dat heeft gezorgd voor een explosie aan creativiteit en een zekere democratisering binnen veel vakgebieden (bloggers in de journalistiek, vloggers bij omroepen). Maar ook voor een enorme concentratie van macht en kapitaal. Met Facebook als poster child.
Web3 kan een antwoord zijn op die scheve verhoudingen. Op Web3 zijn niet een kleine groep aandeelhouders van de platforms eigenaar, maar de gebruikers en makers zelf. Dat komt omdat Web3 bestaat uit gedecentraliseerde applicaties die draaien op blockchains.
Ik zal twee voorbeelden van nieuwe Web3-technologieën noemen om het potentieel concreter te maken: DAO’s en NFT’s.
Een DAO is een ‘decentralized autonomous organization’. Een organisatievorm op de blockchain waarbij makers en gebruikers beloond worden voor de waarde die ze toevoegen aan de organisatie, door middel van ‘tokens’ . Die tokens kun je vergelijken met aandelen: ze vertegenwoordigen stemrecht en economische waarde.
Waarom enthousiast: waar je op Instagram alleen maar likes voor de moeite en je content krijgt, word je bij een DAO-variant beloond met tokens voor je foto’s en stories. Zo delen alle gebruikers mee in de waarde die ze gezamenlijk creëren (in plaats van alleen Zuck en companen).
Bovendien staan de wensen van de gebruikers altijd centraal, zij zijn immers de baas over de voortgang van de organisatie waar ze deel van uitmaken. Waar Facebook doet alsof het bestaat om je vriendschappen te verstevigen, heeft het in werkelijkheid als doel om advertentiegeld te verdienen aan je vriendschappen. De belangen tussen gebruikers en aandeelhouders zijn niet hetzelfde. Bij een DAO bepalen gebruikers zelf – bijvoorbeeld door te stemmen op voorstellen – hoe een dienst zich moet ontwikkelen. Er spelen geen verschillende structurele belangen.
Een NFT is een ‘non-fungible token’, wat betekent dat er maar één unieke versie van de token bestaat. Je kunt een digitaal bestand (jpg) aan zo’n NFT koppelen, zoals een kunstwerk.
De technologie is bekend geworden omdat digitale kunstwerken voor enorme bedragen als NFT’s worden verkocht.
Maar elk digitaal bestand kan een NFT zijn. Zo verkochten Alexander Klöpping en ik voor €1.337 het oude artwork van onze podcast als NFT en doneerden de opbrengst aan een goed doel.
Waarom enthousiast: NFT’s maken voor het éérst digitaal eigenaarschap mogelijk, en dat kan grote culturele gevolgen hebben.
Zo vertelde kunstenaar Rik Oostenbroek in POM dat hij al vijftien jaar lang digitale kunst maakt, maar hier niet van kon leven. Een normale kunstgalerie kan er immers weinig mee. Door de komst van NFT’s is het nu wél mogelijk om zijn werk te kopen en zijn werken gaan voor bedragen als 80.000 euro de toonbank over. Digitaal eigenaarschap heeft zijn kunst eindelijk gelegitimeerd.
Ook mooi: als een NFT wordt doorverkocht, ontvangt de maker een percentage van de verkoopsom. Kom daar maar eens om in de reguliere kunstwereld, waar David Hockney niets krijgt van de 90 miljoen dollar die in 2018 voor Pool with Two Figures werd betaald.
In allebei de voorbeelden zie je dat er meer geld naar makers stroomt. Terecht, wat mij betreft, want in de media-industrie voegen ze de meeste waarde toe.
Van oudsher was distributie en marketing kostbaar – zag in een pre-internetwereld een boek maar eens wereldwijd te verspreiden, daar kwamen drukpersen en internationale distributienetwerken bij kijken. Nu heb je dat in een uurtje geregeld.
Daarnaast hebben makers steeds vaker direct contact met hun publiek, via sociale kanalen of nieuwsbrieven. Daardoor kunnen ze direct aan hun fans verkopen, en neemt het belang van een marketingafdeling of een bol.com af.
Maar contracten in de mediawereld weerspiegelen nog steeds die oude realiteit. Zo krijgt een auteur volgens het standaard boekencontract 10 procent van de verkoopprijs, terwijl bol.com met minstens 45 procent aan de haal gaat.
Pionierende makers zetten met behulp van diensten als betaaldienst Stripe, nieuwsbriefservice Revue en winkelplatform Shopify dit ouderwetse model al op zijn kop en houden zelf meer over. Die trend gaat zich de komende tien jaar voortzetten.
Maar Web3 gaat nóg een stap verder. Om bij de twee voorbeelden te blijven: met DAO’s zijn de makers ook eigenaar van de Mailchimps en Shopifys van de toekomst en over NFT’s blijven ze royalties ontvangen.
Het verkleint de afstand tussen maker en publiek nog verder. Dat trekt me zo in deze nieuwe technologie aan.
Web3 is een nieuwe technologische ontwikkeling en daardoor uiteraard ook omgeven van hype en speculatie. Er zitten veel mensen in voor het snelle geld. Gesprekken gaan vooral over de waarde van NFT’s, in plaats van wat het ontstaan van digitaal eigenaarschap in de toekomst kan betekenen voor consumenten en bedrijven.
Daarnaast staat de technologie nog in de kinderschoenen en is de gebruiksvriendelijkheid abonimabel. Kleine kans dat de DAO’s van nu de giganten van de toekomst zijn. Net zoals niemand MySpace en Hyves meer gebruikt.
Het gaat ongetwijfeld nog jaren duren voordat Web3 doorbreekt bij het grote publiek – als het dat al doet.
Maar de contouren van dit nieuwe web zijn zo veelbelovend dat ik merk dat ik er steeds meer mee bezig ben. Web3 voelt voor mij als net zo onontgonnen gebied als ‘het internet’ dat in 2000 voor me was en ik met Macromedia Dreamweaver aanklooide.
Daarom blijf ik het volgen en jullie op de hoogte houden.
Dank aan Bram Kanstein en Tim de Gier voor het meelezen.